oude ideeën zijn nieuw genoeg voor Parijs
Gekleed in tien lagen kleren kwam model Kristen McMenamy, met haar 46 jaar een veteraan, de catwalk van Viktor & Rolf op.
Op een ronddraaiend plateau in het midden bleef ze staan en werd ze vergezeld door de ontwerpers zelf, die haar van kledingstuk na kledingstuk ontdeden en dat aandeden bij een ander, meestal in niet meer dan een body gekleed model, dat vervolgens naar het einde van de catwalk liep. Toen McMemamy alleen nog een huidkleurige body droeg, herhaalde het mechanisme zich in omgekeerde volgorde: ieder aanlopend model gaf haar weer een nieuw kledingstuk, tot ze weer net zo zwaar behangen was als aan het begin van de show.
Met Glamour Factory, zoals de show van Viktor & Rolfs najaarscollectie was gedoopt, wisten de ontwerpers weer de magie in de zaal te krijgen die er vroeger zo vaak was, maar de laatste tijd miste – je maakt in Parijs niet vaak mee dat er al tijdens een show hard wordt geklapt. En dat terwijl het idee niet nieuw was; elf jaar geleden, bij hun coutureshow voor voorjaar 2009, Russian Doll, kreeg model Maggie Rizer op het podium laag na laag kleding aangetrokken, tot ze letterlijk een matroesjka was.
Nieuw was wel dat de kleren multifunctioneel waren. De met bont afgezette tweed cape die de buitenste laag vormde van de stukken waarmee McMenamy opkwam, veranderde, dankzij een paar goed geplaatste ritsen, in een getailleerde jas, een zwart jasje werd binnenstebuiten gedragen, een voering werd een sluik jasje, een strapless avondjurk kon ook als cape, en het dramatische, met stijve ruches bezette slotstuk begon als rok en eindigde, nadat uit de zijnaden extra stof was gehaald, als cape.
Doordat de nadruk van de kleine collectie op jassen en capes lag, paste ie goed in het seizoen. Zelden zag je meer goede buitenkleren als dit seizoen, wat zomaar een gevolg van de strenge winter zou kunnen zijn.
De show van Comme des Carçons deed eveneens denken aan een eerdere: de legendarische show voor voorjaar 1997, toen ontwerpster Rei Kawakubo in kledingstukken op niet voor de hand liggende plaatsen, zoals de rug, gevulde vormen had aangebracht. Ook nu waren op de jassen en jurken en rokken zulke kussens aangebracht. Ze zaten op heupen en schouders en, in een niervorm, midden op de romp. Soms was de stof ter hoogte van de onderbuik zo geplooid en gevuld dat het aan ingewanden deed denken, een geruit jurkje leek aan de voorkant open te barsten door de druk van een kussen in een ander ruitmotief dat daaronder was geplaatst. Ook dit bleek een idee dat nog weinig aan kracht had verloren; kleren die zo ver weg durven te gaan van gangbare opvattingen over esthetiek en vrouwelijkheid zijn nog altijd een zeldzaamheid.
Als er een merk is dat staat voor de esthetiek van nu is het Lanvin:
de zorgvuldig gedrapeerde jurken van ontwerper Alber Elbaz zijn prinsessenjurken voor moderne vrouwen. Flatteus, elegant, sierlijk, dankzij details als onafgewerkte zomen nooit te gewoon of te lief.
Met zijn najaarscollectie sloeg Elbaz een nieuwe, helderdere, strakkere, stoerdere weg in. Effen jurken van een stevige, zacht glanzende stof die strak om de heupen vielen hadden aan de bovenkant asymmetrische, architectonische vormen en aan de achterkant metaalkleurige ritsen. Ruime jassen hadden zeer brede, afgezakte of juist opstaande schouders, de sieraden waar Lanvin beroemd om is een Afrikaans, tribal en daarmee ook nieuw karakter.
De kledingstukken deden af en toe een klein beetje denken aan de kleren Maison Martin Margiela van een paar seizoenen geleden, en dat is misschien niet helemaal toevallig; Margiela's voormalige rechterhand werkt sinds kort bij Lanvin.
Het grafische karakter van de kleren werd onderstreept door zwarte hooggehakte schoenen met brede banden en zwarte pruiken. De show eindigde met een paar los vallende jasjes en jurken die zo overdadig waren versierd met kralen en veren dat het bijna radicaal werd.
Fotografie: Peter Stigter